Een klein verhaal
Monique Jipping • 30 augustus 2021
We kunnen het hebben over grote dingen, zoals ik deed in mijn laatste post op LinkedIn, over Afghaanse vluchtelingen en de reacties in Harskamp. Dat maakte veel los. Ik keer terug naar waar het daar en in de kern van ons dagelijks leven over gaat: elkaar helpen in vertrouwen, ook al weet je niets van elkaar. En ik doe dat met een klein verhaal, een anekdote waarin de eenvoud alles zegt.
Ik was voor mijn huis bezig met het laden van mijn auto, ter voorbereiding op mijn dagje klussen bij mijn dochter in Amsterdam de volgende dag. Een auto, zo eentje die een kind tekent, stopte. De man opende zijn raampje en vroeg waar de Rabobank was. Hij zei dat hij al een tijdje aan het rondrijden was op zoek naar de bank. Die bank is bij mij om de hoek, dus ik zei hem dat hij dichtbij was. Mijn eerste gedachte was dat hij de pinautomaat zocht. Maar hij wilde contact met iemand van de bank over zijn zaken.
“Ik heb 86 jaren. Ik kom uit Visée [België, MJ] en heb € X bij de Rabobank staan, als het goed is. Ik wil graag toelichting en advies.” Hij noemde het exacte bedrag van zijn bankrekening.
“Meneer”, zei ik, “dat moet u mij niet vertellen hè.”
“Ach mevrouw, wij zijn hier samen toch. Ik heb 86 jaren en ik wil toch proberen om mijn zaken te ordenen voor ik ga, toch.”
Ik vertelde hem dat het filiaal van de bank inmiddels definitief gesloten was en hij naar Maastricht moest en vroeg hem of hij wel een afspraak had. Dat gaat immers tegenwoordig zo, je kunt voor zo'n gesprek bij geen enkele bank meer zomaar binnenlopen. Langzaam bekroop me een zorgelijk gevoel.
De man sloeg zijn ogen ten hemel, zuchtte en zei: “Ah maj, Maastricht! Daar was ik laatst ook al, maar ik kon de bank niet vinden.”
“Hebt u een navigatiesysteem? U kunt via internet het dichtstbijzijnde filiaal vinden en een afspraak maken.”
“Internet? Neehee, mevrouw, ik heb 86 jaren, dat volg ik niet meer hè. En mijn vrouw weet dat ook niet en spreekt geen Vlaams hè.”
In mijn dorp komen veel Walen van vlak over de grens, waar nauwelijks voorzieningen zijn. Dat hij een Vlaming bleek te zijn was bijzonder, aan de overkant van de Maas hier spreekt iedereen Frans. Hij vertelde dat zijn kinderen (in de 60 jaren oud) het allemaal heel erg druk hadden, geen Vlaams spraken en hem niet konden helpen, hij ze niet wilde vragen. En dat hij (nogmaals ;)) met zijn 86 jaren zijn zaken toch wilde regelen. Hij had ook nog een andere bankrekening met € X erop, het bedrag noemde hij me weer precies. Hij had doosjes en mapjes in zijn auto, waar hij telkens bankafschriften uit plukte die hij me liet zien.
Ik had met de man te doen, ik smolt. Ik zei hem zijn auto even achter de mijne te parkeren en dat ik een telefoonnummer van de Rabobank voor hem ging opzoeken.
“Wel met het toegangsnummer van Nederland hè!”, riep hij me na, “Anders weet ik het niet!”
Ik schreef op een briefje het nummer van de klantenservice van de Rabobank, inclusief “+31”. Voor de duidelijkheid zei ik erbij dat dat geen filiaal was, maar een algemeen nummer.
“Waar zitten die dan?”
“Die kunnen overal zitten, maar dat maakt niet uit, ze gaan u helpen met een afspraak in Maastricht.”
“Maar als ze in Amsterdam zitten, moet ik daar dan heen?” De man raakte half in paniek.
“Nee, meneer, dat hoeft niet. U hoeft alleen maar te bellen en zij regelen een afspraak met u in de buurt. Maar u moet eerst bellen hoor, anders krijgt u geen gesprek. U kunt tegenwoordig niet zomaar meer naar een bank om uw zaken te regelen. En zeg er dan ook bij dat u geen internet heeft, want veel gaat via een videogesprek en u kunt dat dus niet.”
Hij begreep wat een videogesprek was en herhaalde wat ik gezegd had. Het papiertje verdween tussen zijn bankafschriften (als dat maar goed gaat). Ik had de indruk dat hij het goed begreep, hij was gewoon niet ingevoerd in de gebruiken van deze tijd. Hij vroeg me de weg terug naar Visée en reed soepel weer de weg op, na me uitgebreid bedankt te hebben. Ah maj!
Iedereen, wie dan ook, die me op deze manier om hulp had gevraagd, had ik uiteraard geholpen. Daar hoeft niemand me het saldo op zijn bankrekening voor te noemen. De Afghanen die hier komen zijn natuurlijk veel digitaler, daar zullen we ze niet mee hoeven helpen. Maar ten aanzien van de regels, gebruiken, de bureaucratie, daar zullen zij even hulpeloos in zijn als deze Vlaming.
Is er een verschil tussen mensen die onze hulp nodig hebben? Wat mij betreft niet. Niet privé en niet zakelijk. Kun je ze helpen met jouw kennis, vaardigheden, ervaring, doe het. Heb je niet in huis wat de ander nodig heeft, zoek iemand die hem of haar wel kan helpen en stuur door.
Ben je verplicht om te helpen? Nee. Maar soms heb je wel een morele verplichting om te helpen, gewoon, omdat jij het misschien beter hebt dan een ander, beter snapt hoe het werkt dan de ander en daarom een bijdrage kunt leveren.
Deze anekdote vertelt ook dat er niet veel nodig is om te helpen. Niet iedereen hoeft actief van alles te doen, je kunt heel eenvoudig iets betekenen door “hallo” te zeggen of iemand te ondersteunen op een schijnbaar onbegaanbare weg naar hele praktische zaken. Het opzoeken van een telefoonnummer kan genoeg zijn.
|