In stilte communiceren
Monique Jipping • 09 augustus 2015
De man en de vrouw kijken enigszins wezenloos voor zich uit.
Af en toe werpen ze een blik op elkaar als de ander niet kijkt. Zij trekt haar
vestje wat dichter om zich heen en hij zet zijn bril recht. Ze lijken elkaar
niets meer te vertellen te hebben. Ze hebben geen lol, ze hebben geen ruzie.
Tijdens onze vakantie zat dit oudere echtpaar naast ons in
een restaurant. Juist omdat ze zo stil waren, werden wij alert op wat er aan
die tafel gebeurde. Ze spraken niet en prikten wat rond op hun bord. Tot de
ober haar een nieuw glas wijn inschonk. Ze nam een slokje en riep hem terug.
“Dit is een andere. Hij smaakt anders. Is dit wel de goede?”
De ober zei dat het dezelfde was en kwam zelfs de fles laten
zien. Hij lichtte toe dat de ene fles soms net iets anders uitpakt dan de
andere en dat het voorgerecht mogelijk de smaak beïnvloedde. Ze gaf geen sjoege
en volhardde op klagende toon in haar overtuiging dat het niet dezelfde wijn
was.
“Is het een Riesling? Ik kan niet tegen Riesling. Dat is
eerder al eens misgegaan en dat wil ik nooit meer meemaken. Er zit Riesling in
dus? Dat gaat dan vast niet goed. Het is toch geen Riesling? O, het zit er
alleen maar in. En toch is dit niet dezelfde wijn.”
Desondanks dronk ze het hele glas tijdens de verdere
maaltijd leeg. Haar man had echter ook nog een appeltje met de ober te
schillen. Toen hij de lege borden kwam weghalen, zei de man zonder enige inleiding:
“Toch komt die soep telkens weer boven.”
De ober keek hem met een uitgestreken gezicht aan en
antwoordde professioneel:
“Toch? Wat vervelend.”
“Ja, ik proef alsmaar die soepsmaak. Het komt naar boven.”
Hij stak zelfs even zijn tong uit. Net zomin als de man had
gereageerd op de kleine discussie tussen zijn vrouw en de ober, reageerde de
vrouw op deze dialoog. Ze keek van haar man naar de andere tafeltjes en zweeg.
Zo af en toe zien wij dergelijke echtparen, waar onderlinge
communicatie volledig lijkt te zijn verdwenen of hooguit via de ober verloopt.
Het is ons schrikbeeld. Stel je voor dat wij later zo uit eten moeten. Dan gaan
we liever niet. Als we ze tegenkomen, dan beginnen we op zachte toon hun leven
in te vullen, in zwart- en grijstinten uiteraard (en hebben wij een fantasierijk
en zelfbevestigend diner). We stellen ons voor dat ze straks in de auto
stappen, door de voorruit staren en nog eens lekker tegen elkaar gaan klagen
over het slechte eten en de bediening. Ze komen thuis, gapen een paar keer,
trekken de gordijnen dicht en gaan naar bed. Ieder stijf ingestopt aan hun
eigen kant van het bed. Zij wellicht met krulspelden en een haarnetje, hij met
zijn kunstgebit in een glas naast het bed. Hun dagen slijten langzaam, terwijl
ze in hun stoel een boek lezen en televisie kijken, in stilte. Hij laat de hond
uit, zij doet de was. Ze spreken alleen wanneer ze iets van elkaar nodig hebben
of om te klagen. Het wezen van de ander en hun onderlinge relatie laat ze
onverschillig. Wanneer hij overlijdt, dan vloeien er wat tranen en herneemt zij
haar leven zoals het was. En vice versa.
Maar wie zegt dat dit hun leven is? Ze hadden geen lol, maar
ook geen ruzie. Ze leken elkaar woordeloos te begrijpen. Ze zaten er ontspannen
bij. Wie weet wat er thuis achter gesloten gordijnen allemaal gebeurt? (Ook
leuk om op door te fantaseren trouwens.) Wij kijken naar hen vanuit onze eigen overtuigingen
en oordelen direct. Ook wij kunnen stil zijn samen en daar tevreden mee zijn.
Op andere momenten compenseren we de stilte ruimschoots en we vinden dat het zo
hoort. Misschien doet dat echtpaar dat ook. Of niet. En zijn ze daar helemaal
tevreden mee.
Als ik weer aan het werk ga dan zet ik die broodnodige relativeringsknop
weer aan, zodat ik mijn werk naar behoren kan doen. Niemand is gelijk en het
woord “normaal” is een illusie. Tijdens mijn vakantie fantaseer ik echter nog
even lekker door, vanuit mijn eigen referentiekader. Niets menselijks is mij
vreemd.
|
|
|